Albert Jan Swart
Sectoreconoom industrie
ABN AMRO
Voor de derde maand op rij heeft de NEVI Inkoopmanagersindex voor de Nederlandse industrie een recordstand bereikt. De index steeg in mei van 67,2 naar 69,4.
Sectoreconoom industrie
ABN AMRO
Bijna alle onderliggende indicatoren wijzen op zeer snelle groei: nieuwe orders, productie, levertijden en voorraden van ingekochte materialen namen alle in recordtempo toe. De industriële productie blijft groeien, ondanks de historisch lange levertijden en tekorten aan uiteenlopende materialen.
In het slechtste geval kunnen tekorten aan bepaalde onderdelen hele productieketens stil leggen. Zo leidt het tekort aan chips ertoe dat sommige autofabrieken tijdelijk de productie staken. De productie van auto’s wordt daardoor al maandenlang geremd en dat raakt ook toeleveranciers aan de auto-industrie.
De prijzen en kosten in de sector namen eveneens snel toe. Zowel de inkoop- als de afzetprijzen stegen in recordtempo. Grondstoffenprijzen, transporttarieven en kosten van halffabricaten gaan allemaal door het dak. Om tegemoet te komen aan de vraag zijn sommige inkopers vermoedelijk bereid om de juiste materialen boven alles tijdig te ontvangen, ongeacht de kosten. Dit kan druk zetten op de operationele marges, vooral wanneer de capaciteit niet volledig wordt benut als gevolg van tekorten.
De industrie wordt momenteel getroffen door een groot ‘bullwhip-‘ of ‘zweepslag-effect’, ook wel opslingereffect genoemd. Dit effect houdt in dat fluctuaties in de vraag naar goederen leiden tot steeds grotere schommelingen van productie en voorraden in de toeleveringsketen, zoals bij een zweep die plotseling met kracht omlaag wordt bewogen. Aan het begin van de coronacrisis nam de vraag naar industriële producten sterk af. Veel industriële ondernemingen kochten veel minder onderdelen en materialen in om het werkkapitaal te beperken, ervan uitgaand dat de vraag lange tijd gering zou blijven. Doordat de industrie veel inkoopt bij andere industriële ondernemingen, versterkte dit de afname van de industriële productie. Zo bestelden veel autofabrikanten veel minder microchips en onderdelen van metaal, rubber en kunststof.
Vanaf de zomer trokken productie en inkoop wat aan, maar de meeste industriële ondernemingen hielden toch de voorraden beperkt. Pas in november, na goed nieuws over zeer effectieve resultaten van grootschalige tests met vaccins, trok de vraag naar industriële producten duidelijk aan. Zo bestelden ondernemers in andere sectoren meer machines, vooruitlopend op het economisch herstel. Autoverkopen veerden vanaf eind 2020 eveneens sterk op. Op dat moment gaven ook inkopers weer gas. Het probleem is dat wereldwijd alle inkopers tegelijkertijd het gaspedaal diep indrukten, terwijl de meeste industriële ondernemingen de voorraden sinds corona juist hadden verkleind. Zo bestelden veel autofabrikanten plotseling veel microchips en onderdelen van metaal, rubber en kunststof. De leveranciers van deze materialen moesten daardoor eveneens plotseling meer materialen inkopen. De hoeveelheden die inkopers bestelden waren des te groter omdat voorraden waren afgebouwd. Er kon dus beperkt uit de voorraad worden geleverd. Overal in de keten moest daardoor plotseling veel meer worden geproduceerd. Deze schokgolf door de keten veroorzaakte schaarste, langere levertijden en hogere kosten. De tijdelijk lagere vraag naar auto’s resulteerde dus in veel grotere fluctuaties in de productieketen, met als gevolg dat uiteindelijk de productie moeizaam kan worden opgeschaald en consumenten veel langer op een nieuwe auto moeten wachten.
De levertijden zijn sinds november steeds verder opgelopen, resulterend in de langste levertijden ooit, een monsterlijke zweepslag dus. De auto-industrie ondervindt de hevigste problemen doordat deze branche altijd kleine voorraden aanhoudt. Daarnaast is het in de chipindustrie slechts in beperkte mate mogelijk de productie snel op te schalen en hebben bijvoorbeeld producenten van apparatuur voor datacenters en 5G in 2020 wel veel besteld, waardoor autofabrikanten achter in de rij moeten aansluiten.
Vermoedelijk plaatsen inkopers momenteel nog meer orders omdat het onzeker is of materialen überhaupt spoedig geleverd kunnen worden. Het risico is dat de zweep de andere kant op beweegt zodra de vraag afneemt. Er zijn dan (tijdelijk) minder materialen nodig om aan de vraag te voldoen, terwijl er wel veel materialen zijn ingekocht die pas later worden geleverd. Er ontstaan dan veel grotere voorraden, waardoor het werkkapitaal flink toeneemt. Om productie en voorraden meer te stroomlijnen is het nodig regelmatig te communiceren met afnemers en leveranciers over de verwachte productie.
Hoewel het tekort aan chips vermoedelijk na de zomer wat afneemt, verwacht ABN AMRO dat sommige ondernemingen tot het einde van het jaar last blijven houden van een gebrek aan chips, met name in de auto-industrie. Toch denken we dat de industrie al met al gestaag blijft groeien. Veel ondernemingen zijn extra personeel aan het aannemen, een duidelijk teken van vertrouwen in de langere termijn.