Beschikbaarheid van zorg wordt een groter probleem dan de betaalbaarheid. Daarom moeten partijen nóg meer samen optrekken, aldus hoogleraar Erik van Raaij van de Erasmus Universiteit Rotterdam en Nicole Poldervaart, bestuursvoorzitter van Nevi Zorg.
Het Nevi Team van Deskundigen Betaalbare Zorg, waar Erik van Raaij en Nicole Poldervaart deel van uitmaken, denkt na over nieu- we inkoopmodellen om de zorg ook in de toekomst betaalbaar en beschikbaar te houden. Van Raaij is in het dagelijks leven hoogle- raar Purchasing & Supply Ma- nagement in Healthcare aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Poldervaart is teammanager zorg in het team Expertise & Projecten bij Menzis. Verder maken ook Tom Hoeben, manager Inkoop in het Jeroen Bosch Ziekenhuis en Ruud Plu, directeur bij Intrakoop, deel uit van het team dat wordt begeleid door Karin van IJsselmuide en Ton van Geijlswijk van Nevi.
Verbetering op alle vlakken
Van Raaij: “Een divers gezelschap van mensen die op verschillende manieren te maken hebben met inkoop van of voor de zorg en die open en vrij met elkaar discussiëren over de toekomst van de zorg. “Een toekomst die wat ons betreft wordt ingestoken vanuit samenwerking. Van oudsher stonden de verschillende partijen tegenover elkaar. Toen ik in 2010 de zorgwereld betrad, was er veel wantrouwen tussen aanbieders en financiers van zorg. Je zag bijvoorbeeld vooral eenjaarscontracten. We zijn nu elf jaar eerder en ik zie verbeteringen op alle vlakken. Het is alleen niet genoeg om de zorgkosten stabiel te houden. Er moet nog veel meer gebeuren. Daar praten wij over.”Anders organiseren
De noodzaak om te veranderen is groot, ook omdat de beschikbaarheid van personeel in de toekomst een nog veel groter probleem gaat zijn dan betaalbaarheid. “Het personeel is er nu al niet, en straks helemaal niet meer”, zegt Poldervaart. “Je moet dingen anders gaan organiseren, e!ciënter omgaan met resources. We moeten kijken naar technologische ontwikkelingen en naar wat elders in Europa en de wereld speelt.”Groei zorgkosten afremmen
Inkoop in de zorgsector valt uiteen in twee onderdelen: inkoop ván zorg door gemeenten en zorgkantoren en zorgverzekeraars, en inkoop vóór de zorg – van geneesmiddelen, medische technologie, hulpmiddelen en andere producten – door zorgaanbieders. Het team kijkt naar beide terreinen. De vraag die centraal staat is: hoe kunnen we de groei van de zorgkosten afremmen om zo de zorg betaalbaar te houden?Behoefte verminderen
Een belangrijk deel van het antwoord weten we eigenlijk al, zegt Van Raaij: “Door te blijven zoeken naar waar en wanneer we de juiste zorg het beste kunnen aanbieden. Wat kunnen we doen om de behoefte aan de duurste zorg te verminderen? Gezonde mensen hebben geen zorgbehoefte, die kosten dus bijna niets. Bij een kleine zorgvraag ga je naar de huisarts of naar de POH [praktijkondersteuner huisarts, red.], dat is relatief goedkoop. Als het uit de hand loopt, kom je in het ziekenhuis terecht, in de tweede lijn. En met een beetje pech zelfs in de derde lijn. Hoe verder je opschuift, hoe hoger de kosten worden.”Preventie op vier terreinen
Het interessante is: niemand wordt blij van onnodig dure zorg. Patiënten niet, zorgverleners niet en premiebetalers niet. We moeten dus inzetten op het voorkomen dat mensen ziek(er) worden. Die preventie kun je op vier terreinen toepassen, doceert Van Raaij. “Bij primaire preventie voorkom je dat gezonde mensen ziek worden, bijvoorbeeld door vaccinatie of leefstijlprogramma’s. Secundaire preventie gaat over het vroeg opsporen van ziekten, bijvoorbeeld met de landelijke screeningsprogramma’s. Tertiaire preventie heeft betrekking op disease management: voorkomen dat een ziekte verergert door goed te monitoren en snel in te grijpen. En tot slot is er quartenaire preventie: voorkomen dat mensen zorg krijgen die ze eigenlijk helemaal niet nodig hebben en die soms meer kwaad dan goed kan doen.”Wendbare organisatie
Al deze vormen van preventie varen wel bij een goede samenwerking tussen alle spelers in het krachtenveld. Enerzijds samenwerking tussen de verschillende zorgaanbieders in de ‘cure’ en de ‘care’ en in de eerste, tweede en derde lijn. En anderzijds samenwerking met, en vooral ook tussen de partijen die de zorg financieren: gemeenten, zorgkantoren en zorgverzekeraars.Poldervaart: “Als je kosten wilt besparen zonder in te boeten op de kwaliteit, dan moet je als organisatie wendbaar zijn om de veranderde patiëntvraag, de afnemende beschikbaarheid van personeel en bewezen technologie te vertalen naar je zorgaanbod.”
Kartrekker
Als er één beroepsgroep is die goed is in het bij elkaar brengen van verschillende zienswijzen en belangen om zo een duurzame oplossing te realiseren, dan is het inkoop wel. Vandaar ook dat Nevi initiatief heeft genomen en nu de kartrekker is van dit thema. Van Raaij: “Ons doel is om de discussie aan te zwengelen, het onderlinge begrip voor elkaars zienswijzen te vergroten en samen te komen tot nieuwe inkoopmodellen.”Regionale samenwerking
In veel van die modellen staat regionale samenwerking centraal, zegt Poldervaart. “De zorgvraag in de dorpen in de provincie Groningen is natuurlijk een heel andere dan die in de regio Rotterdam, om maareens wat te noemen. Het heeft daarom niet zoveel zin om landelijke oplossingen te bedenken. Regiobeelden zijn de afgelopen paar jaren goed in kaart gebracht. Je moet regionaal met elkaar aan de slag en de samenwerking die in de coronaperiode is ontstaan verder uitnutten. En vervolgens de successen natuurlijk wel landelijk delen, maar de vertaalslag zal in iedere regio anders zijn.”
Hoge schotten
Een van de onderwerpen die het team signaleert, is de langdurige zorg aan ouderen en andere kwetsbare groepen. Poldervaart: “Er staan best hoge schotten tussen de Wmo [Wet maatschappelijke ondersteuning, red.] en de Wlz [Wet langdurige zorg, red.]. Welke zorg wordt uit welke pot vergoed? Terwijl dat een ouder echtpaar van wie een van de partners dement is, helemaal niet boeit. Zij willen gewoon passende zorg, ongeacht wie datbetaalt en ongeacht wie er nu precies baat heeft bij die zorg. Neem dagbesteding. Die zorg wordt feitelijk geleverd aan de dementerende partner, maar het is de mantelzorger die er het meeste baat bij heeft. Dat zie je alleen als je op een andere manier kijkt naar kosten en opbrengsten. De vraag voor ons is of wij als team hier de oplossing voor kunnen bieden.”