De krimp in de Nederlandse productiesector was in augustus groter dan de maand ervoor en de PMI daalde van 49.2 in juli naar 47.7. De producenten gaven aan dat de bedrijfsomstandigheden het meest problematisch waren tot nu toe dit jaar. Lees verder ⬇️
De Nevi PMI® voor de Nederlandse productiesector is een samengestelde indicator die met één cijfer de stand van zaken in de productiesector weergeeft. De samenstelling is gebaseerd op indicatoren voor nieuwe orders, productieomvang, werkgelegenheid, levertijden en voorraad ingekochte materialen.
De krimp in de Nederlandse productiesector was in augustus groter dan de maand ervoor en de PMI daalde van 49.2 in juli naar 47.7. De producenten gaven aan dat de bedrijfsomstandigheden het meest problematisch waren tot nu toe dit jaar, en vier van de vijf PMI-componenten hadden een negatieve invloed op het eindcijfer.
De verslechtering van de vraag, deels het gevolg van terughoudendheid bij klanten, was de grootste reden voor de achteruitgang in augustus. De daling van het aantal ontvangen nieuwe orders was aanzienlijk en het grootst sinds december vorig jaar. Er was bovendien voor de derde achtereenvolgende maand sprake van een kleiner aantal buitenlandse orders. Als gevolg hiervan verlaagden de Nederlandse producenten hun productievolume in augustus voor de tweede maand op rij.
De hoeveelheid onvoltooid of nog niet uitgevoerd werk daalde in augustus ondertussen voor de negentiende achtereenvolgende maand. De voortdurende daling van de achterstanden wees op aanhoudende tekenen van overcapaciteit en als gevolg van de daling van het aantal orders verkleinden de bedrijven hun personeelsbestanden. Deze daling van het aantal werknemers bleef beperkt, maar was de eerste in zeven maanden en de grootste tot nu toe dit jaar. De meeste bedrijven meldden dat ze vertrekkende personeelsleden niet zouden vervangen en sommige producenten gaven aan dat zij bezig waren hun bedrijfsprocessen te automatiseren.
De Nederlandse producenten verminderden in augustus zowel hun inkoopactiviteiten als hun materiaalvoorraad, zij het in mindere mate dan in juli. De lagere productievereisten waren de belangrijkste reden voor deze inkoopbeslissingen van de bedrijven. De bedrijven die wel inkochten, hadden te maken met langere levertijden. Er waren aanwijzingen dat dit het gevolg was van transportvertragingen en langere levertijden van leveranciers in Azië.
Wat de prijzen betreft, maakten de Nederlandse producenten in augustus melding van een forse stijging van hun operationele kosten. De meeste panelleden noemden hiervoor als redenen de hogere grondstof- en loonkosten. De inkoopprijsinflatie was opnieuw aanzienlijk, maar bleef onder het langetermijngemiddelde.
De verkoopprijzen stegen ondertussen fors en in de grootste mate in bijna anderhalf jaar. Deze verkoopprijsinflatie was het gevolg van de pogingen van de bedrijven om de hogere kosten aan klanten door te berekenen.
Tot slot waren de Nederlandse producenten in augustus opnieuw positief over de vooruitzichten voor de productieomvang in het komende jaar. Deze positieve stemming werd toegeschreven aan het op de markt brengen van nieuwe producten, groeiambities en de hoop op herstel van de markt. Het algemene vertrouwen daalde echter naar het laagste niveau tot nu toe dit jaar.
Ons vergelijkbare aanbod