Het laatste Nevi PMI-cijfer steeg van 43.8 in oktober naar 44.9 in november en wijst daarmee op een verdere verslechtering van de stand van zaken in de Nederlandse productiesector.
“Ondernemers zetten steeds vaker het prijswapen in om de verkopen aan te jagen. De afgelopen maand stond daarom niet alleen de detailhandel in het teken van Black Friday, maar de industrie in feite ook”David Kemps, Sector banker industrie bij ABN AMRO
Het aantal nieuwe exportorders was halverwege het laatste kwartaal van 2023 eveneens kleiner. De daling van de buitenlandse vraag naar in Nederland geproduceerde goederen was bovendien aanzienlijk en iets groter dan vorige maand. De panelleden schreven deze daling vaak toe aan de zwakke internationale vraag uit met name de Europese landen.
“Ondernemers zetten steeds vaker het prijswapen in om de verkopen aan te jagen. De afgelopen maand stond daarom niet alleen de detailhandel in het teken van Black Friday, maar de industrie in feite ook”, schrijft David Kemps, sector banker industrie bij ABN AMRO in zijn redactioneel commentaar op de Nevi PMI deze maand. “Ondersteund door lagere materiaalprijzen en overtollige voorraden gereed product verlaagden veel industriële bedrijven hun verkoopprijzen om extra omzet te genereren. Ook staat kostenverlaging hoog op de managementagenda. De personeelsomvang wordt teruggebracht in lijn met het gedaalde productievolume en klantvraag. Vooral tijdelijke en uitzendcontracten worden opgezegd. Daarnaast worden voorraadposities verder afgebouwd om meer cash vrij te maken en hoge rentelasten te voorkomen.” Volgens Kemps is niet alles kommer en kwel: “Waar machinebouwers minder orders binnenkrijgen omdat veel kopers nieuwe investeringen in kapitaalgoederen uitstellen, zien de reparatie- en onderhoudsbedrijven hun omzetten juist stijgen. Ook de toeleveranciers aan de hightechindustrie draaien nog op volle toeren. Met een goed gevuld orderboek kunnen zij nog maanden vooruit.”
Vanwege de lagere orderaantallen verkleinden de bedrijven in november hun productieomvang. Er werd ook melding gemaakt van personeelstekorten waardoor sommige bedrijven gedwongen waren om hun productie te verminderen.
Er was in november opnieuw sprake van banenverlies in de productiesector. Hiermee komt de periode van krimp op zes maanden. Deze daling van de werkgelegenheid was bovendien groter dan die van oktober. Veel panelleden gaven aan dat zij hun personeelsbestanden hadden aangepast aan de onbenutte capaciteit en de zwakke vraag.
De aanhoudende daling van de hoeveelheid onvoltooid of nog niet uitgevoerd werk was een verder teken van overcapaciteit bij de bedrijven. Sommige bedrijven konden hun achterstanden verkleinen vanwege de betere beschikbaarheid van materialen. De zwakke vraag in de sector leidde opnieuw tot een forse verbetering van de levertijden omdat de leveranciers meer capaciteit hadden.
De bedrijven verkleinden in november opnieuw hun inkoopactiviteiten als gevolg van de zwakke vraag en om de cashflow te verbeteren. Dit leidde tot een aanzienlijke daling van de materiaalvoorraad. De panelleden gaven ook aan dat er minder noodzaak was voor extra voorraad door de betere beschikbaarheid van grondstoffen.
Op het prijsfront was er bij zowel de inkoop- als de verkoopprijzen sprake van een daling. De inkoopprijzen daalden fors en er werd melding gemaakt van lagere grondstofprijzen.
De bedrijven berekenden deze dalingen echter slechts ten dele door aan hun klanten en de daling van de verkoopprijzen was daardoor bescheiden.
Tot slot waren de bedrijven optimistisch over hun productieomvang voor de komende twaalf maanden, al gaf een aantal bedrijven aan bezorgd te zijn over de huidige zwakke marktomstandigheden, vooral die in de bouwsector.